Wanda Reumer, Piet Zandboer – Samen oud worden

Uitgever: Callenbach, Nijkerk
Uitgegeven in: 1984
Aantal pagina’s: 40
ISBN: 90 266 2437 9
Wanda Reumer en Piet Zandboer - Samen oud worden

Een kort woord volstaat: boekbespreking uit Vuursteen lente 1985

De haiku kring Nederland, zoals deze nu al een aantal jaren functioneert, zou in zijn huidige vorm nauwelijks denkbaar zijn zonder de stimulerende persoonlijkheid van Wanda Reumer met op de achtergrond de meer teruggetrokken, maar altijd aanwezige Piet Zandboer. Het samenstellen van Vuursteen en de verzending ervan, de voorbereidingen van de haiku-dagen en alle andere steeds weerkerende beslommeringen; de gastvrije woning in Bilthoven, waarvan de deuren altijd wijdopen staan…

Kortgeleden verscheen bij Callenbach, Nijkerk, de wederzijdse poëziebundel: Samen oud worden, van het echtpaar Zandboer-Reumer; een uitgave waarvan een aantal jaren serieus en in overleg is gewerkt.

Het is een eerbetoon geworden aan het huwelijk, een instituut dat de laatste jaren steeds meer in discrediet is geraakt. De bundel doorbladerend zou ik bijna geneigd zijn op te merken: ten onrechte.

Elkaar willekeurig afwisselend, beschrijven en herinneren zich de beide auteurs de hoogtijdagen zowel als de dieptepunten van hun ineengevlochten geschiedenis. De vele facetten die het leven levenswaard en memorabel maken komen in haiku, senryu en tanka aan de orde.

Samen oud worden.
Een halve zin is genoeg:
“Als we nou…” – “Ja goed!”

De prille lente maar ook de tegenwind, het gezinsleven, het kind, de kleinkinderen, de vrienden en de bezigheden, het nabije en verre. Het vindt een plaats in de rij van veelal goede en soms ook minder geslaagde verzen.

Dit lijkt mij tevens de moeilijkheid van een themabundel, waarin tegelijkertijd naar eenheid van vorm en inhoud moet worden gestreefd, hoewel er duidelijk toch twee auteurs aan het woord zijn – een man en een vrouw – die door de raadselachtigheden van het leven steeds meer op elkaar zijn aangewezen en toch – hoe wonderlijk lijkt het – zichzelf zijn gebleven.

De gedichten zijn niet steeds herkenbaar als afkomstig van de een of ander. Ze vloeien samen in gevoelswaarde en benadering, in woordgebruik ook. Dit noopt mij bijna eraan voorbij te gaan dat er in feite sprake is van twee auteurs, die samen verantwoordelijk zijn voor de samenstelling van het geheel.

Een aantal van de opgenomen haiku zouden zeer zeker niet misstaan in een meer algemene bundel, zover lijken ze verwijderd te zijn van het eigenlijke thema. Maar toch… ik zou ze niet graag in dit verband willen missen, omdat het illustreert dat het gezamenlijk beleefde verleden allengs is gaan behoren tot de schatkamer der gemeenschappelijke herinnering. Het zijn stukjes tijd geworden, die door een van beiden zijn opgevist uit de grote rivier van leven en beleving.

Nu een enkel woord over de poëzie. Ik merkte reeds op dat de kwaliteit van de bundel enigszins uiteenloopt. Sommige haiku zou ik voor geen goud willen missen, andere lijken uitsluitend de functie te hebben om te dienen als illustratiemateriaal voor het thema. En als zodanig hebben alle opgenomen gedichten dan ook duidelijk zin. Ik doel hier vooral op de afdelingen: De Tuin, Wandelen en Reizen, waarin fraaie haiku voorkomen.

Het vuurtorenlicht
werpt lijnen naar nachtvissers
telkens maar even.

Aan de horizon
een zeilschip, nauwelijks te zien
de zee wordt eindig.

Een bundel als deze bewijst, dat de functie van de haiku-vorm niet uitsluitend beperkt behoeft te blijven tot natuurpoëzie. Het leven in zijn volheid kan er wel degelijk op kleine schaal in gevangen worden, mits de beperkingen van de vorm in acht worden genomen.

De eigen ervaringen worden herhaaldelijk op een dusdanige manier in kaart gebracht, dat ze daarbovenuit een algemene geldigheid verkrijgen.

Dit geldt ook voor de bijna haiku, die soms alleen maar bestaan uit niet meer dan persoonlijke uitspraken, aforismen bijna. Maar wat niet al aan associaties en gevoelens roepen ze op bij de lezer:

Als ik op het laatst
voor ik doodga aan bloemen denk
blijft dat dan zo?

Het zou mij te ver voeren in te gaan op alle geslaagde haiku die deze bundel bevat.
Ook de mislukkingen dienen in enkele algemene opmerkingen aan de orde te komen.

De tanka, die weinig in aantal zijn, zijn duidelijk minder van kwaliteit. Deze vorm vereist een eigen techniek van verzwijging en veralgemening en is vaak ook lyrischer van toon. Het vraagt een grotere verstechniek om de poëtische spanning over het gehele gedicht te handhaven.

Een hoogst enkele maal slechts verzandt de senryu tot een cliché, zowel wat de gedachte: Het leek op vriendschap / Toen het weinig voordeel gaf / bleef er niets over als wat de beeldvorming van de haiku betreft: In de dichte mist / boerderij-silhouetten / geen enkel geluid.

Ook wil ik waarschuwen tegen het onnodig gebruik van het aanwijzend voornaamwoord. Het komt mij voor dat een lichtvaardig benutten van dit en dat er meer dan nodig toe bijdraagt dat het opgeroepen beeld wordt gekoppeld aan de eigen haiku-ervaring, waardoor het vers aan universele ervaring voor de lezer inboet.

De haiku heeft zijn vaste vorm 5-7-5. Het lijkt mij vooral de korte, maar soms ook wel de middenregels, in het Nederlands zijn gebaat bij een geringe vergroting of verkleining van het aantal lettergrepen. Grotere afwijkingen zijn m.i. laakbaar, aangezien in dat geval de toch al geserreerde vorm te zeer geweld wordt gedaan.

Als voorbeelden mogen dienen:

Het werken blijft maar doorgaan i.p.v. Het werk blijft maar doorgaan
Voetjes inde zee i.p.v. Voetjes in zee
mensen slapen op de straat i.p.v. mensen slapen op straat.

En tenslotte: overdaad schaadt, vooral in haiku. Het onnodige, het reeds bekende, zal achterwege moeten blijven, indien het althans niet noodzakelijk is voor de poëtische vormgeving. Vaak zal dit een kwestie zijn van intuïtieve afweging.

Het gedicht is geen wetsartikel. Een te grote preciesheid doet soms afbreuk, hoewel het misschien rationeel wel te verdedigen zou zijn.
Een haiku moet duidelijk zijn en richtinggevend, Maar behoeft daarbij niet aan mysterie in te boeten. Een haiku moet precies zijn, maar niet als het ten koste gaat van het poëtische gehalte.

Als voorbeeld citeer ik:

Opnieuw zwanger
het kind – nog niet geboren
verdiept haar aandacht.

Het zijn slechts details. Niettemin grijp ik ze aan, omdat een boekbespreking er tevens toe mag dienen dat ook de lezer er zijn voordeel mee doet. De opmerkingen die ik heb geplaatst zijn slechts observaties die meer algemeen zijn, dan dat ze bijzonder op dit boekje betrekking hebben.

Al met al is het een goede, zeer sympathieke bundel: weliswaar geen handleiding voor een gelukkig huwelijk, maar toch wel een richtingwijzer.

“Als ik eerder ga
blijf niet alleen mijn lief.”
Waarom huil ik nou?

“Als jij eerder gaat
is een verlaten vlakte
mijn nieuwe woonplaats.”

door: W.J. van der Molen