Guido De Pelsmaeker – haiku’s

middag op het perron
een treinchef wijst haar spoor vijf –
met zijn boterham
de wagen voor mij
is barstens vol geladen –
met stapelwolken
Ochot moederke!
Telkens gij uit uw bed komt,
kraakt het hele huis
In een roeibootje
een pas gehuwd koppeltje –
het deint op en neer
zij maait het gras
én verticuteert tegelijk –
op haar naaldhakken
hagelbollen
springen
op de trampoline
oude boerderij –
de dakgoot vastgebonden
aan een spinnendraad
de kloostergangen
eeuwenlang proper gesleept
door lange pijen
in de voordeur
een brok hemel –
welkom thuis
nog in pa’s knoopsgat
het voorjaar van gisteren –
vergeet-mij-niet-jes
 eens uit het water,
schudt de hond
een wolk uit
noen in de kliniek
het koffiekarretje smeekt
om een spuit olie
shopping –
tusen droom en werkelijkheid –
een vitrine
aan de kerkhofpoort–
een nat herfstblad
in haar nek
afscheidsfeest –
onze appelboom draagt
een vertakte maan
rusthuis
na de valpreventie –
vier gebroken ribben
examen –
een mondmasker verbergt
zijn spiekbriefje
tuinfeest –
de geur van appelbloesems
én barbecue
een lente later
ruikt zijn dochter de bloemen
die hij plantte
het kleine meisje,
neemt een purperen stift mee –
de heide kleuren
in de splatsj
van een walvis –
regenboogkleuren
terugrit van de stad –
hier en daar
een ontsnapt huis